Taal is zeg maar echt mijn dingMensen denken dat taal is uit­gevon­den om elka­ar beter te begri­jpen. De redener­ing gaat als vol­gt: in de oer­ti­jd kon­den we nog niet prat­en. Dat was lastig, want als je iets duidelijk wilde mak­en, bijvoor­beeld: “Geef me die speer eens aan,” dan moest je dat doen met wilde handge­baren, onder het uit­stoten van woeste klanken. (Bek­ijk een kind van ander­half dat nog net niet kan prat­en maar wel op zijn wenken bedi­end wil wor­den en je weet hoe frus­tr­erend dat is.)

Dus gin­gen mensen prat­en:

‘Hé, zie ik daar een mam­moet? Ver­domd als het niet waar is.’

‘Ja, je hebt gelijk. Weet je wat ik doe? Ik pak even een speer, en ik hol erachter­aan.’

‘Is goed!’

‘Doe-doei.’

Dierentaal

Dieren zijn niet in staat tot het voeren van zulk soort gesprek­jes. Daarom moeten ze veel meer in hun een­t­je doen. Omdat taal zo ongeveer het enige is waarin wij beter zijn dan dieren, vin­den we taal voor het gemak ook meteen heel belan­grijk. We kun­nen makke­lijk samen­werken, elka­ar waarschuwen en din­gen leren. Daarom hebben wij het beter voor elka­ar dan de dieren. Vin­den we zelf. Maar dat is natu­urlijk betrekke­lijk. Een kakker­lak is in staat een atoom­ramp te over­leven, waar­door hij een voordeel heeft ten opzichte van ons. Alleen omdat een kakker­lak zijn visie op de wereld niet aan ons ken­baar kan mak­en (bijvoor­beeld door mid­del van het schri­jven van het boek ‘Een atoom­ramp is zeg maar echt mijn ding’) denken wij mensen nog steeds dat wij het beste bezig zijn.

Duidelijkheid

Ikzelf ben er inmid­dels aan gaan twi­jfe­len. Ik heb namelijk het idee dat taal meer ver­war­ring veroorza­akt dan duidelijkheid brengt. Sinds we kun­nen prat­en, hebben we uit­gevon­den dat je om de hete brij heen kunt draaien, dat je nare din­gen op een aardi­ge manier kunt zeggen, dat je kunt sli­j­men, liegen, goed­prat­en, stink­ende won­den mak­en en die met de man­tel der liefde bedekken.

Wil jij nog koffie?

Hoe meer ik erop let, hoe meer ik ervan over­tu­igd raak dat mensen bij­na alti­jd iets anders zeggen dat ze bedoe­len. Zelfs een zin als “wil jij nog koffie?” kan van alles beteke­nen:

  1. Wil jij nog koffie? Mooi, ik ook, dus als jij het even zet …
  2. Wil jij nog koffie? Ik vraag het maar, want dan hoeven we het verder niet meer te hebben over die oer­saaie prob­le­men op je werk.
  3. Wil jij nog koffie? Als je nee zegt betekent dat dat de sfeer ver­pest is en ik het op korte ter­mi­jn ga uit­mak­en.

Het is moeil­ijk om een vol­strekt neu­trale uit­spraak te bedenken die ook echt heeft plaats­gevon­den. Zelf kom ik, na lang nadenken, op iets wat ik vorige week zei: “Waar is het zout? O hier.” Er was nie­mand in de kamer, dus miss­chien dat ik het er daarom zo neu­traal uit kreeg.

Emotionele geladenheid

De vraag is natu­urlijk: moeten we hier depressief van wor­den? Dat mensen bij­na alti­jd iets anders zeggen dan ze bedoe­len? En dat het doel van taal (din­gen duidelijk­er mak­en) totaal niet bereikt wordt?

Ehm.

Ik vind niet dat je er depressief van moet wor­den. Maar als je op een rege­nachtige mid­dag toch denkt: ver­domme, nie­mand begri­jpt me en waarom kan ik niet goed zeggen wat ik wil en waarom zegt nie­mand wat hij denkt? Dan is het miss­chien opbeurend om in ieder geval eens te gaan onder­zoeken waar het hem dan in zit, dat taal de wereld zo onduidelijk maakt.

Waarom gaan van de ene zin je nekharen rech­tovereind staan en wil je door de andere zin het lief­st meteen naakt op de tafel gaan dansen? En waarom zijn die zin­nen niet voor iedereen het­zelfde? Je zal maar een vriend hebben die zegt: “Het gaat uitein­delijk toch om een stuk­je samen­z­i­jn.” Daar kun je toch niets mee? Behalve de mensen die echt zo’n vriend hebben, die kun­nen er blijk­baar wel iets mee. Iedereen heeft een eigen taals­maak, en dat is maar goed ook, anders zouden “een stuk­je samenzijn”-jongens nooit een vriendin kri­j­gen.

Wat iemand stom vin­dt, ligt trouwens niet vast. Je kunt soms iemand tegenkomen die zó leuk is, dat een stomme zin vanzelf ook leuk wordt. Nu vind ik “pak ‘m beet, een x‑aantal keer” nog vrij wal­gelijk, maar je weet maar nooit wie er nog op mijn pad komt. De taal veran­dert voort­durend en de mens gelukkig ook.

Conclusie

Kor­tom, elke bew­er­ing over taal is vol­strekt sub­jec­tief en je kunt er niets over zeggen. Juist daarom is het zo leuk om er van alles over te zeggen. Toch is het niet de bedoel­ing om oekazes te gaan uit­vaardi­gen over wat wel en niet door de beugel kan. Het is net als met kled­ing: witte sokken mogen niet, maar toen Michael Jack­son ze aantrok waren ze ineens heel cool, om maar eens een his­torisch voor­beeld te noe­men! De vergelijk­ing met taal: je moet nooit te veel uitroeptekens gebruiken, ten­z­ij je het zelf erg cool vin­dt en het met over­tuig­ing brengt! Dat kan het weer wel!

Je kunt je eigen regels bedenken en die ook weer schen­den. Als je er maar inter­es­sant genoeg bij kijkt, dan is het goed.

Aan de luis­ter­aar of lez­er onder­tussen de taak om te proberen te begri­jpen wat je bedoelt. Taal maakt alles onduidelijk, maar als je heel goed luis­tert hoor je wat mensen eigen­lijk liev­er niet willen zeggen: wie ze zijn.

Titel: Taal is zeg maar echt mijn ding
Auteur: Paulien Cor­nelisse
Uit­gev­er­ij: Atlas Con­tact Uit­gev­er­ij
ISBN: 9789025438838

Gepubliceerd door Stijn Vogels

Natural born probleemoplosser met een oog voor usability, design, trends en details. Professioneel bezig met letterwoorden als SEO, SEA, SMO, DIY en CYA.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *