Nederland houdt op 15 maart verkiezingen voor de Tweede Kamer. Daarbij bestaat de vrees dat, zoals in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, de rechts-populistische PVV van Geert Wilders een doorbraak maakt. Wat uitzonderlijk zou zijn voor een liberaal gidsland als Nederland. In De Standaard geeft Koen Damhuis, onderzoeker van het Europees Universitair Instituut in Firenze, meer uitleg over de PVV-kiezers. 1Koen Damhuis, Het zijn niet alleen ’tokkies’ en ‘boze witte mannen, De Standaard, 14 februari 2017, pp. 16-17.
Inzicht in de denkwereld van anderen is leerzaam. Je zou parallellen kunnen trekken met Frankrijk (presidentsverkiezingen op 7 mei) en Duitsland (parlementsverkiezingen op 24 september).
Grofweg kon ik drie hoofdwegen naar de PVV-steun onderscheiden: verongelijkten, contributionisme en radicaal conservatisme.
1. Wat kenmerkt de verongelijkten? Een sterk gevoel van onrechtvaardigheid. Ze voelen zich door de gevestigde politici achtergesteld als het gaat om toegang tot de verzorgingsstaat. Of ze beklagen zich over hun positie op de arbeidsmarkt, die in hun ogen onder druk staat door de komst van Polen en asielzoekers. Weer andere beschrijven zichzelf als ‘vluchtelingen’ in eigen land omdat ze hun vertrouwde buurt hebben moeten verlaten door de instroom van niet-westerse migranten. En de verantwoordelijkheid leggen ze bij politici die niet zouden weten wat er daadwerkelijk speelt op straat. Je zou kunnen zeggen dat deze kiezers vinden dat ze te weinig krijgen.
2. Wat is contributionisme? Dat zijn de kiezers de juist klagen dat ze te veel geven. Hun zuurverdiend belastinggeld wordt door politici van gevestigde partijen overgemaakt aan “luie Grieken” en “buitenlandse gelukszoekers”. Zij stemden in het verleden, net als hun ouders, vaker op rechtse partijen als de liberale VVD (van premier Mark Rutte), terwijl kiezers in de eerste categorie vaak niet stemden, of voor de sociaaldemocraten van de PVDA. Deze contributionisten behoren eerder tot de middenklasse, maar ze hebben hun sporen doorgaans niet verdiend op de schoolbanken. Hun economische succes danken ze vooral aan hun harde werk. Ze zijn ervan overtuigd dat je, om bij de Nederlandse samenleving te mogen horen, hieraan eerst moet bijdragen.
3. En de radicaal conservatieven? Bij hen is de relatie tot de politiek doorgaans veel afstandelijker. Deze kiezers komen vaak uit relatief hoogopgeleide, welgestelde kringen en praten zelfs met een zekere gêne over de “tokkies” (asociale lui) die op dezelfde partij stemmen als zij. Sociaaldemocratisch zijn ze rechts, maar ze vinden dat de nationale democratie bedreigd wordt door het lidmaatschap van de Europese Unie en de toenemende invloed van ‘de’ islam, ook al hebben zij de negatieve gevolgen hiervan vaak niet aan den lijve ondervonden. Vaak zijn het teleurgestelde VVD-kiezers.
Wat bindt de drie groepen? Bijna allemaal vinden ze dat de gevestigde partijen niet opkomen voor Nederland, maar hun aandacht veel te veel richten op groepen die het niet verdienen. Vrijwel al deze kiezers vinden dat Nederland eerst moet komen. Het gaat hen om de tegenstelling Nederland versus buitenland. En daar speelt Wilders heel goed op in. Hij gebruikt de nationalistische paraplu om alle problemen onder te brengen. En dat doet hij zo slim. Vrijwel alle belangrijke punten op de PVV-agenda zijn te herleiden tot een oppositie tussen nationaal versus buitenlands: ‘Hún Brussel, óns Nederland.’