Een kleine dertig minuten geleden stond ik aan de kassa in de Hema.
Het was er druk. Bijzonder druk. Dat was weinig verwonderlijk, op zo’n dag als vandaag. Nee: tijdens zo’n week als deze. Ach, heel december is het gewoon druk in alle winkels.
Voor me stond een juffrouw met een rode sjaal, rode schoenen en een rugzak waar wel twintig kilo in leuk te zitten.
Het aanschuiven in onze rij duurde bijzonder lang. De kassa-dame was samen met een klant iets gaan zoeken in de winkel.
Na een klein kwartier kwam de juffrouw aan de beurt. Al puffend en zwoegend gooide ze haar aankopen en rugzak op de toonbank. Bankkaart in de kaartlezer en betalen… alleen was dat niet naar de zin van de geldcomputer.
Vijf minuten en tig pogingen later kwam er nog steeds geen goedkeuren biep-biep uit het zwarte machientje op de kassa. Of er geen andere kassa was waar het wel werkte, vroeg ze met een gejaagde stem, want ze stond “hier nu al een kwartier te wachten.” Dat het niet ging, antwoordde de kassierster.
Op het schermpje blinkte een totaalprijs van iets meer van twaalf euro. Dat kon ik nog wel voorschieten, dacht ik bij mezelf. Want dat had ik zeker wel bij. En als ze in het rood stond met haar bankkaart kon ze dat altijd nog terugstorten. Misschien kon ze me in ruil wel haar telefoonnummer geven, of me als terugbetaling uitnodigen voor een gezellig oudjaarsfeestje in deze stad waar ik nog niet zoveel mensen ken. Ach ik fantaseer maar wat.
Terwijl ik in m’n hoofd overwoog hoe ik m’n zelfbedachte oplossing zou voorstellen ging de tijd sneller voorbij dan ik eigenlijk in de gaten had. Voor ik het goed en wel doorhad was het al te laat: met een hopeloze maar ook kwade blik liet de juffrouw haar aankopen — een pakje batterijen en nog wat anders dat ik niet goed zien kon — op de toonbank achter en vluchtte de winkel uit, het donker in.
Misschien komen we elkaar nog wel een andere keer tegen, aan een andere kassa. Ik kijk alvast uit naar de rode sjaal en die rode schoenen.