De Overpoort is met voorsprong de walgelijkste straat van heel Gent. De wansmakelijke geur toen ik er daarnet door moest deed me daar nogmaals aan herinneren. Ik ken niets dat zo erg stink als de geur van bier dat een nacht op de grond heeft gelegen en ’s ochtends vermengt wordt met allerlei soorten kuisproducten. De combinatie van die geuren maakt me gewoonweg misselijk. En dat zijn dan alleen nog maar de geuren.
Wat dan te denken van het aanzicht van de straat. Akkoord, het gelijkvloers ziet er meestal deftig uit, maar eens boven de grondverdieping ziet het er toch allemaal wansmakelijk uit. Er staat een huis tegenover de universiteitsresto, waar de ramen al jaren openstaan. Een zwart stuk stof fladdert mee op de wind. Bij Hullabaloo staat een ander sfeerbeeld.
Veel naar omhoog kijken zou ik echter niet, want voor je het weet trap je ergens in. Is het niet het braaksel van een zieke zatlap, dan zijn het wel de glasscherven van flesjes en pinten die stukgeslagen over de stoepen liggen. Ja, fietsen door de Overpoort is al vaker fataal afgelopen voor menig fietsband.
En vorige week nog zag ik het marginaalste van allemaal. Niet die mensen met zwarte leren jassen en legerboots en kettingen en halsbanden met pinnen. Zij zien er wel bizar uit, maar doen doorgaans weinig kwaad. Ik bedoel de zatte individuen die hun roes liggen uit te slapen op de drempel of gewoon op straat. Sommigen zelfs in hun eigen kots. Dat is toch echt wel mensonwaardig.
Ik zal er in het vervolg een foto van nemen, als bewijs.