Het islamitische kalifaat van ISIS in Syrië en Irak is niet meer weg te branden uit de actualiteit. Vooral vanwege hun brutale geweld. Om zo’n oorlog te voeren en een eigen staat op te richten heb je uiteraard ook centen nodig. Net zoals bij de meeste conflicten kun je ook hier de bedenking maken: follow the money, en je komt vanzelf uit bij wie het meeste baat heeft bij dit conflict.
Aanvankelijk rekende IS voor zijn werkingsmiddelen op rijke soennitische vrienden uit de Perzische Golf. Niet dat Saudi-Arabië, Qatar en Koeweit rechtstreeks staatssteun uitdeelden. Wel stonden ze oogluikend toe hoe welgestelde inwoners, vaak via Turkije waar de overheid ook de andere kant opkeek, geld bezorgden aan de jihadi’s die de gehate sjiitische Syrische dictator Bashar al-Assad bestreden. Onder Amerikaanse druk zijn die geldstromen deels opgedroogd.
Bron: Jan Van Hessche, Waarom IS nog lang op de kaart staat, De Tijd, 6 september 2014, p. 9.