Onze wereld is een treinramp in slow motion. Diplomatieke topconferenties zijn gedegradeerd tot koffiekletsjes, multilateralisme hangt aan een zijden draadje, en crisismanagement is gereduceerd tot “hopelijk brandt het morgen niet erger dan vandaag.” En we hebben dit allemaal al eens eerder meegemaakt. De geschiedenis staat vol met politici die zichzelf onmisbaar achtten, terwijl ze in werkelijkheid niet veel meer deden dan servetten volkrabbelen tijdens ellenlange banketten. Althans zo omschrijf EU-correspondente Caroline de Gruyter haar visie dit weekend in De Standaard. Ze schetst een treffend portret van de vraag: kunnen we iets leren van een tijd waarin diplomatieke deals nog aan de dinertafel werden gesloten? Spoiler alert: oplossingen uit 1825 zijn niet zomaar toepasbaar op 2025. Historische recepten worden zelden beter na opwarming in de microgolf.
Het ‘Concert van Europa’: van tafelmanieren naar territoriale stabiliteit
In juni 1823, tijdens een van de laatste, beslissende fases van de napoleontische oorlogen, reisden de Habsburgse keizer Franz en zijn minister van Buitenlandse Zaken Clemens von Metternich met een stoet koks, secretarissen en butlers naar een kasteel in Bohemen. In naburig Silezië, in het Tsjechisch-Pools grensgebied, bivakkeerden de Russische tsaar en de Pruisische koning. Ook de Britse minister van Buitenlandse Zaken, Lord Castlereagh, was vlakbij. Hun gemeenschappelijke vijand, Napoleon, hield kwartier in een paleis in het naburige Dresden. Nooit eerder hadden leiders van Europese grootmachten zo direct zelf de regie gevoerd op het slagveld. Nooit eerder hadden meerdere machten zo nauw samengewerkt om één stokebrand — Napoleon — te verslaan. Metternich was degene die dat in gang had gezet.
Napoleon had het ongetwijfeld als een eer beschouwd om als geopolitieke piñata te dienen, maar de echte hoofdrolspeler hier was Metternich: de man die Europa als een legpuzzel beschouwde, en die met een nonchalante beweging een paar landen verplaatste alsof het servetten waren.
Metternich’s optreden in een periode waarin de bestaande orde op het continent omver werd gegooid, is voor ons nu fascinerend. Leiders van grootmachten samenbrengen en proberen hen bindende afspraken te laten maken voor een veiliger Europa, bracht destijds ‘Ruhe’ (rust). Zo formuleerde Metternich het. Is zoiets nu weer mogelijk, vragen sommigen zich af, maar op grotere schaal? […]
Dat intense, directe overleg tussen de grootmachten — mooi beschreven in Wolfram Sciemann’s grote Metternich-biografie uit 2019 — werd voortgezet toen Napoleon was verslagen. Het leidde tot het Congres van Wenen in 1814-1815, een van de langste vredesconferenties ooit. De Europese orde die toen ontstond, het ‘Europese concert’, veranderde het continent ingrijpend: de grootmachten (ook Frankrijk, de verliezer) verdeelden Europa in invloedssferen en iedereen kon in zijn invloedssfeer zijn gang gaan, zonder inmenging van anderen. Kleine landen hadden niks in te brengen, de groten beslisten alles. Maar het bracht stabiliteit. Richard Haass en Charles Kupochan van de Amerikaanse Council on Foreign Relations deden in 2021 in Foreign Affairs een oproep aan mondiale grootmachten om dat voorbeeld te volgen.
Het recept voor stabiliteit: vier wereldrijken, één tafel, nul democratie. Niet ideaal, maar het hield de boel een tijdje in balans… totdat de revoluties losbarstten en iedereen zich realiseerde dat ze niet voor eeuwig in Metternichs geopolitieke speeltuin wilden leven.
Niet bepaald democratisch. Wel stabiel. Maar niet eeuwigdurend, want de eerstvolgende Europese oorlogen in die periode waren: de Griekse Onafhankelijkheidsoorlog (1821 – 1832), de Novemberopstand in Congres-Polen (1830 – 1831), en begot onze eigen Belgische Revolutie (1830 – 1831). Metternich en co. zagen het als ‘gecontroleerde turbulentie’; de opstandelingen vermoedelijk iets minder.

Uitdaging in 2025: hetzelfde plan, grotere ego’s
Zoals Metternich vijf Europese machten in één systeem kreeg, willen Haass en Kupchan een informeel forum voor ’s werelds grootste machtsblokken: de VS, China, de EU, India, Japan en Rusland. Die zes zouden, zoals hun verre voorgangers op het Weense Congres van 1814-1815 deden met Europa, de territoriale status quo moeten bewaken en niet-aanvalsverdragen sluiten. Iedereen zou, net als toen, een invloedssfeer krijgen waarbinnen andere niets te zoeken hebben.
Toegegeven: directe, informele dialogen tussen grootmachten kunnen misverstanden vermijden. Maar als recente geschiedenis ons iets leert, is het dat informele diplomatie net zo goed kan uitdraaien op ego-trips en selfies met ongemakkelijke handdrukken.
De zes kunnen in het Concert consensus zoeken over thema’s die allen aangaan, zoals klimaatveranderingen. Omdat de VN geen afspiegeling meer zijn van mondiale machtsverhoudingen en de Veiligheidsraad door veto’s is verlamd, is er nu geen forum voor direct, vertrouwelijk overleg. Niets. “Met een nieuw kanaal voor directe, strategische dialoog,” schreven Haass en Kupchan, “komen er minder verrassingszetten en, idealiter, minder unilaterale acties.”
Hier gaat de Gruyter’s betoog uit de bocht. Zeker, laten we de stabiliteit van de 19de eeuw even kopiëren naar de 21ste. Wat kan er misgaan? Misschien het feit dat de wereld nu een paar extra miljard inwoners heeft, dat machtsverdelingen op social media worden uitgevochten, en dat ‘invloedssferen’ niet zo goed werken als je geopolitiek bekijkt door de lens van TikTok-trends en AI-algoritmes. Het voorstel van Haass en Kupchan is vooral symptomatisch voor de crisis waarin multilateralisme verkeert. De Verenigde Naties negeren in plaats van deblokkeren, opnieuw een extra praatbarak toevoegen, daarin alle hoop vestigen, en enige tijd later dezelfde diplomatische principes heruitvinden.

De suggestie dat we terug kunnen keren naar machtsverdeling tussen enkele grootmachten miskent fundamenteel dat de wereld intussen veel complexer is geworden. Het voorstel leest als een nostalgisch verlangen naar een eenvoudiger tijd. Een tijd waarin de ‘grote landen’ konden beslissen over de rest van de wereld terwijl de rest van de wereld koffie zette en zich afvroeg waarom hun land plots een andere naam had. Maar stabiliteit zonder inclusie leidt onvermijdelijk tot rebellie. Vraag maar aan de Belgen van 1830.
Het negeert bovendien dat stabiliteit zonder rechtvaardigheid gedoemd is om opnieuw te ontsporen. Vroeg of laat zullen de “kleintjes” die aan tafel niet mochten aanschuiven zich opnieuw laten horen. Dat gebeurde ook na Wenen, met talloze opstanden en revoluties. Het probleem met het voorgestelde ‘wereldconcert’ is niet enkel dat het een herhaling van een oude formule is, maar vooral dat het opnieuw de stemmen van het globale zuiden marginaliseert. Landen in Afrika, Zuid-Amerika, Zuidoost-Azië en het Midden-Oosten zullen opnieuw van op afstand moeten toezien hoe hun lot wordt bepaald door enkele grootmachten aan een exclusieve tafel. Misschien kunnen we in plaats van terug te keren naar het verleden beter kijken naar een echt vernieuwend multilateraal systeem. Niet één waar de machtigen het onderling uitvechten en het Zuiden als decor fungeert, maar één waarin elk continent echt mee aan tafel zit.
Thucydides had het al door: geopolitiek als een vicieuze cirkel
Dit hele debat doet me denken aan een oeroude uitdrukking: “the strong do what they can, and the weak suffer what they must” door Thucydides (ca. 460-400 v.Chr.) naar aanleiding van het Beleg van Melos (416 v.Chr.). Hoe eindigde dat beleg ook weer? Juist ja: de Atheners besloten alle mannen ter dood te brengen en de vrouwen en kinderen te verkopen als slaaf.
The strong do what they can, and the weak suffer what they must
Thucydides (ca. 460-400 v.Chr.)
Oftewel: de machtigen verdelen de taart, en de rest krijgt de kruimels. Dit werkt prima – totdat iemand zich afvraagt waarom zij altijd de kruimels krijgen en besluiten het mes zelf ter hand te nemen.
Bron: Caroline de Gruyter, Een nieuwe ‘premier van de wereld’, in: De Standaard, 8-9 maart 2025, p. 48.